Reisverslag Mont Blanc | Solo naar het dak van West-Europa
Kortademig, hoofdpijn en slappe spieren, en nog geen stap gezet op de Mont Blanc. In plaats daarvan zit ik op de top van een nabijgelegen Alp, de Aiguille Du Midi, die met zijn 3842 meter hoogte ook verre van kinderachtig is. Al moet worden gezegd, alle lof en eer behoort toe aan de krachtige, moderne kabelbaan die mij daar brengt.
Na te zijn opgestapt in het knusse en ietwat decadente bergdorp Chamonix stijg ik gestaag door iets dat lijkt op een dikke laag mist, maar in dit gebied kun je ervan uit gaan dat het een laaghangend wolkendek is. Eenmaal boven is dit een ideale manier om te wennen aan de vrieskou en de hoogte. Om zo hoogteziekte te reduceren en mij voor te bereiden op de klim.
Je kunt ervoor kiezen om daadwerkelijk aan de voet van de berg te beginnen, in het plaatsje Saint-Gervais-Les-Bains, via wandelpaden die duidelijk staan aangegeven. Echter, de meesten slaan deze met dennen begroeide hellingen en met bloemen gevulde weides over.
Arendsnest
Zo ook ik, want een rit met de TMB, de Train Mont Blanc, is een heuse ervaring. Piepend en krakend kruipen de scharlaken wagons omhoog, hoger en hoger over een twijfelachtige rails, totdat ik bij het laatste station Nid d’Aigle aankom, het zogeheten Arendsnest, op 2362 meter hoogte.
Als het serieuzere hike-werk begint, trek ik de veters van mijn bergschoenen nog eens stevig aan. Wat veel mensen vergeten is dat je in ijle lucht net zoveel vocht verliest als in een woestijn met vijftig graden. Neem dus een aantal liters water mee. Na een paar uur doorstappen begint het al flink fris te worden. Mijn soft shell is niet overbodig.
Wat veel mensen vergeten is dat je in ijle lucht net zoveel vocht verliest als in een woestijn met vijftig graden
De wat oudere generaties overnachten bij de eerste hut, Tête Rousse, op 3167 meter hoogte. Ik voel mij fit en zet door, inmiddels met stijgijzers en wandelstokken, over een uitgestrekte gletsjer. Ondanks dat de omgeving verandert in kille, haast vijandige roestkleurige rotsen, ontnomen van elk stukje groen, is het een traktatie voor je netvlies.
Death Gully
De eerste echt gevaarlijke hindernis doet zich voor in de vorm van de zogenaamde Death Gully. In deze zeer langwerpige brede geul ervaart de berg trillingen, wat tot gevolg heeft dat er ’s ochtends en ’s middags op een bepaalde tijd rotsen naar beneden kunnen vallen. Aangezien ik exact op zo’n tijdstip de oversteek maak ben ik genoodzaakt een paar riskante sprongen te maken om te voorkomen dat ik verpletterd word door razende blokken ter grootte van een skippybal. Gelukkig werd ik gewaarschuwd door andere klimmers die uit volle borst collectief op hun noodfluit bliezen.
Vervolgens staat er een klim van een achthonderd meter hoge rotswand op het menu. Deze gaat behoorlijk stijl omhoog. Hier en daar verankerde staalkabels schieten te hulp, daar kun je je aan zekeren. Omwille van de tijd en vertrouwend op mijn ervaring sla ik deze over. Vallend gruis kan natuurlijk niet voorkomen worden, het is noodzaak dat ik hier mijn muts voor mijn helm inwissel.
Net voor zonsondergang kom ik aan bij de Refuge du Goûter, de laatste hut, op 3835 meter hoogte. Tegenwoordig een beetje een futuristisch gebouw. De oudere gelijknamige hut passerende word ik herinnerd aan de vorige keer dat ik de Witte Reus beklom. Toen kwam ik in een plotselinge sneeuwstorm terecht die zo intens was dat ik geen hand voor ogen zag.
De nacht
Enfin, eenmaal binnen rol ik mijn slaapzak uit in de hal, want ik heb geen bed geboekt, wat de meeste klimmers wel doen, zelfs tot een half jaar van tevoren. Verwacht niet dat overnachten en maaltijden goedkoop zijn. Tussen het gekibbel van de vele nationaliteiten die onderling veel haantjesgedrag vertonen tracht ik een paar uurtjes slaap te pakken, maar vanwege de hoogte wordt het mij niet gegund.
De top-poging
Om half twee ’s nachts is het dan zover: de top-poging begint. Stijgijzers onder, een paar warme onderlagen aan, beenkappen om en veel drinken mee. Ik eet een stevige maaltijd voordat ik vertrek, want die extra energie zal ik hard nodig hebben. In het pikkedonker fonkelen miljoenen sterren in de heldere lucht, en op de bergkam, slierten sterren van het schijnsel van hoofdlampjes van groepen klimmers.
Aangezien ik ongezekerd klim moet ik uitkijken dat ik niet in een van de crevasse val, de blauwe gleuven kunnen honderden meters diep zijn. De bedekkende laag sneeuw bevriest ’s nachts en voorkomt doorgaans dat je er doorheen zakt.
Bosses Ridge
Uren zijn verstreken, wanneer de zonsopkomst een lust voor het oog is. Het kleine beetje extra warmte en het prachtige plaatje bieden hoop om door te gaan in de ijzige kou. De volgende echt gevaarlijke hindernis is de Bosses Ridge. Een flink steile kam zonder enig houvast, met diepe dalen aan beide zijden.
In het seizoen van mijn beklimming verloren in totaal twaalf mensen hun leven hier. Waar ik voorheen kniediep in de verse sneeuw wegzakte moet ik nu gaten hakken met de punten van mijn stijgijzers en mijn ijsbijl. Met enige dosis doorzettingsvermogen en wilskracht mag ik mijzelf een overwinnaar van de berg noemen, als ik om acht uur ’s ochtends vermoeid doch voldaan op de grens van Frankrijk en Italië sta. Eindelijk op de top, op 4810 meter hoogte: dit is waarlijk het dak van west Europa!
Mijn boeken
Wil je meer weten over mijn solo backpack-reizen en avonturen? Bestel dan een van mijn boeken uit de Good To Go reeks, Breaking Free (deel 1: getbook.at/GTG1) of Beyond The Equator (deel 2: getbook.at/GTG2) beide online verkrijgbaar.
Lees hier meer bijzondere reisverhalen van onze reporters
Na meer dan zestig landen te hebben afgevinkt op de bucketlist, kunnen we wel stellen dat ik, naast het ondernemer, een reiziger ben in hart en nieren. Graag neem ik je mee op mijn onalledaagse avonturen.
Mooi geschreven en pakkend. Kort. Krachtig. Krijgt zin om ook te gaan. Toch lijkt het mij dat je een ervaren klimmer moet zijn. En dat ben jij waarschijnlijk (ik niet). Complimenten!