Voorangst voor het Adelaarsgebergte
Voorangst voor het Adelaarsgebergte
Een verhaal van Flip Filz
Straks vertrek ik voor ons proefreisje naar het Tsjechische Reuzengebergte, maar gisteren hield de motor even zijn adem in bij het optrekken. De monteur die me elke zaterdag hoofdschuddend begeleid bij het sleutelen aan mijn nieuwe motor (waarmee ik naar Mongolië ga) mompelde dat het zou kunnen komen door een vlotter die het niet bij kan benen. Vlotter, what’s in a name.
Vanmorgen werd ik wakker met een trillend spiertje net boven mijn wenkbrauw, terwijl ik dacht dat ik heel ontspannen was. Mijn natuurlijke reflex, namelijk alles uitstellen totdat het niet meer kan, hopende op een Greep van God, waarbij ik niet meer hoef na te denken, me zou redden. Ik weet niet waarvan ik gered moet worden. Het is alsof alle angsten in mij samenvloeien, waarvan de grootste wel de angst is om te falen in de ogen van de ander.
In de eerste plaats mijn reisgenoot natuurlijk, maar daarachter in dit theater van interessante prestaties en succesvolle levens, loert een hele mensheid mee. Ik probeer me nu al tegen de schaamte van motorpech in te dekken door op stille momenten te oefenen op luchthartigheid. Hoe ik de nederlaag als overwinning kan formuleren.
Mijn parachute gaat niet open
En waarom toch altijd maar terugvallen op alles wat meer dan veertig jaar geschiedenis in zich draagt? Mijn gereedschap komt uit een legerdump van Lou Lap. ‘Als de parachute niet opengaat, komt u maar terug…’ Mijn dopsleutels zijn uitgelubberd, de kniptang bot, mijn schroevendraaiers krom en roestig. Maar er afscheid van nemen kan ik niet, ze hebben me ooit geholpen. Efficiëntie en trouw gaan moeilijk samen. Misschien is dat de essentie van ouder worden. Vind je reisdoel daar waar je bent neergestreken. Of neergekwakt.
Contragewicht
Er is een land dat ik met pijn verliet,
Er is een land dat ik met pijn bewoon.
Een derde land daartussen is er niet.
Mijn leven volgt een zonderling patroon:
Want waar ik heenga voel ik me niet thuis
En waar ik thuis ben wil ik telkens weg.
De grens wordt smal tussen geluk en kruis,
Steeds minder denk ik wat ik hardop zeg.
Ik heb, om aan dit noodlot te ontkomen,
Een derde land verzonnen in mijn hoofd.
Een land vertrouwd met leugens en fantomen.
Aan diepgewortelde en zware bomen
Hangen honkvast de loden trossen ooft
Van al mijn vederlicht geworden dromen.
Gerrit Komrij (1944-2012)
uit: Luchtspiegelingen (2001)
Het raadsel van de Sfinx
En als die motorfiets dan kapot mocht gaan, dan zeg ik niet dat ik wil huilen en naar huis wil. En ik verzwijg dat die eeuwig brandende ambitie om verder te reiken dan mijn vermogens me te zwaar is. Zelfs als ik alleen reis, dan doe ik voortdurend in gedachten verslag van mijn wetenswaardigheden, vertaald in luchthartige, onderkoelde en grappige observaties. Die ooit, later, gedeeld moeten worden op een gepast moment, in de wetenschap dat gepaste momenten altijd saaier zijn dan ongepaste.
Het reizen is voor iemand die nergens in past, zelfs niet in zichzelf, geen oplossing
Het reizen is voor iemand die nergens in past, zelfs niet in zichzelf, geen oplossing. Maar William Kentridge* heeft me daarmee geholpen. Hij stelde dat het grootste raadsel van de Sfinx niet de vraag is wie ’s ochtends op vier benen loopt, ’s middags op twee, en ’s avonds op drie, maar het bestaan van de sfinx zelf. Daarmee zal mijn terugweg een nieuwe heenweg worden. Een terugweg is er niet.
*Zuid-Afrikaans beeldend kunstenaar en filmmaker.
Flip Filz (1956) Reiziger. Ongedurig , wankelmoedig. En acteur, schrijver, manusje van alles of niks. Om bij het reizen stil te staan, op een ouwe BMW, op zoek naar de keerzijde van het spectaculaire, de verhalen, de wrede schoonheid van het toeval.