Geert van Nispen verpulvert de Fastest Known Time op de Camino del Norte in Spanje

Zondagochtend 30 maart. De zon is al even wakker en werpt haar eerste stralen over de baai van Irun, waar Frankrijk en Spanje elkaar de hand geven. Ik sta op het startpunt van de Camino del Norte, het ruige broertje van de beroemde Camino Francés. De lucht is warm voor de tijd van het jaar, zomers bijna. Mijn huid voelt het al. Dit wordt afzien.

De Camino del Norte is geen gemakkelijke weg. Het is een route van ongeveer 844 kilometer lang en met zo’n 19.000 meters hoogteverschil die de loper uitdaagt met onvoorspelbaar weer, die venijnige hoogtemeters en eindeloze eenzaamheid. Het pad volgt de ruige Baskische kust, waar de Atlantische Oceaan in al haar woeste glorie tegen de rotsen beukt.
De weg slingert door de groene heuvels van Cantabrië, waar mistflarden als spookbeelden over de paden kruipen. Galicië is een strijd op zichzelf: steile klimmen, modderige wegen en regen die dagenlang kan aanhouden.
Time to beat
Ik kijk nog één keer achterom, naar wat is geweest. De kilometers van mijn Quest Trail tot dan liggen als een lange schaduw achter me. Wat voor me ligt is het deel dat mij verder zal vormen, breken en opnieuw zal boetseren. Hier, op deze grillige kustroute langs de Cantabrische Zee, heb ik een afspraak met de tijd. 15 dagen, 3 uur, 32 minuten en 18 seconden. Het huidige record. Mijn doel: daar 24 uur vanaf snoepen. Gekkenwerk.
Frustratie maalt
De eerste stappen zijn onwennig, gretig, gespannen. Mijn hart bonkt tegen mijn borstkas alsof het zich af wil zetten tegen deze idiote onderneming. Maar ik glimlach. Het is begonnen. Mijn lijf weet: dit is echt.
De paden slingeren zich langs de kliffen, door vissersdorpen en eucalyptusbossen. De lucht ruikt naar zout en aarde, de wind streelt mijn huid. Maar de euforie krijgt al snel gezelschap van frustratie. In Pasai Donibane, op dag één, ligt een bootoversteek op mijn pad. Normaal een simpel tochtje van een paar minuten. Vandaag is het bootje uit de vaart. Een roeiwedstrijd. Natuurlijk. Ik moet om. Zeven extra kilometers rondom de haven. Kostbare tijd glijdt als zand door mijn vingers. Mijn hoofd maalt. Als ze dit maar accepteren bij de beoordeling. Het is een mentaal spel dat me de hele dag vergezelt.
Sterke routine
Mijn lijf groeit in dit project. De kilometers tikken weg, gemiddeld zestig per dag. Mijn passen worden zekerder, mijn geest stiller. Ik loop door felle zon, langs lege stranden en door geurende pijnboombossen. In de ochtenden hangt er een nevel over het landschap die langzaam oplost in de hitte van de dag. Mijn shirt plakt aan mijn rug. Het is warm, té warm voor begin april. Maar mijn benen willen. Misschien zit er wel meer in, fluistert een stemmetje in mijn hoofd.
Na zo’n 350 kilometer begint mijn linkeronderbeen zich te roeren. Pezen en spieren staan strak als kabels. Maar stoppen? Geen optie. Het been zwelt op. Elke stap is pijnlijk. Verstandig is het niet. Maar de wil is groter dan het verstand. Ik voel me een dwaas, een strijder. Allebei tegelijk.
In 6 dagen en 6 uur halverwege
Op dag zes bereik ik de helft: 6 dagen en 6 uur. Ik loop ver voor op schema. En dan… gebeurt er iets. Er ontwaakt iets in mij. Het beest. De grenzen beginnen te vervagen. Ik zie dag 99 van mijn totale voettocht naderen. Hoe mooi zou het zijn om juist op díe dag te finishen? Precies dan – in het hart van Santiago – het record breek? Het zaadje is geplant. En met elke zweetdruppel krijgt het voeding.
Zwarte wezentjes
De dagen worden langer. Ik slaap minder, loop meer. Mijn wereld wordt kleiner. Alles draait om vooruit. Eén voet voor de ander. Met zicht op het einde kies ik bewust om de nacht in te lopen. De eerste nacht die ik doorloop is zonder problemen. Ik slaap twee uur op een bankje, met een bivakzak om me warm te houden. De volgende ochtend is magisch. Mist hangt tussen de heuvels. Vogels zingen hun lied. Mijn lijf? Dat doet wat het moet doen.
Ik besluit een tweede – de nacht erop en de laatste voor de finish – door te trekken. De dag was heet, mijn energie verdwijnt ondanks de ‘goede’ start. Rond twee uur ’s nachts probeer ik te slapen op een bedje van bladeren in het bos. Ik lig in mijn bivakzak, de sterren deels verstopt achter een wolkendeken. Geen oog doe ik dicht. Het is koud. IJskoud. Mijn lichaam rilt, mijn geest dwaalt. Ik besluit door te lopen.
En dan… begint het. Zwarte wezentjes. Ze zitten in de struiken, in de bomen. Oogloos. Staren me aan. Ze bewegen niet, maar ik voel hun aanwezigheid. In de verte deinende lichtjes, alsof andere lopers met hoofdlampen over het pad zweven. Ik wil geloven dat ik niet alleen ben. Maar ik weet beter. Hallucinaties. Slaaptekort. Mijn geest speelt toneel.
Ik dwing mezelf tot focus. Navigatie. Niet verdwalen nu. Niet verkeerd lopen. De zon komt langzaam op. Oranje en rood kleuren de hemel. De wezentjes lossen op. Alsof ze nooit bestaan hebben. Mijn lijf voelt als een uitgewrongen spons, mijn geest als een overbelast stopcontact. Maar ik beweeg nog. En dat is genoeg.
Alles in mijn lijf staat op ‘zwart’
Alles doet pijn. Mijn lijf is op. Mijn geest drijft op herinnering en gewoonte. Maar ik weet: ik zal daar straks staan. Op de Praza do Obradoiro. Het kloppende hart van Santiago de Compostela. Pelgrims komen hier samen onder de indrukwekkende barokgevel van de kathedraal. Tranen vloeien, knieën buigen, kelen schieten vol. Tussen de stenen van het plein voel je duizenden verhalen zinderen. Hier eindigt iets. En begint iets nieuws.
Na 10 dagen, 22 uur, 36 minuten en 29 seconden kom ik aan. Ik weet niet of ik loop of zweef. Mijn hoofd is leeg. Mijn benen zijn hol. Maar ik ben er. Ik haal diep adem. De zon brandt op mijn huid. De kathedraal lacht me toe. Toeristen klikken foto’s. Ik ga zitten op de stenen. Ik kijk om me heen. Niemand weet – met uitzondering van fotograaf Tomás die bij de finish staat – wat er net is gebeurd. En dat is precies goed.
Ik heb 4 dagen en enkele uren van het bestaande record afgesnoept. Een prestatie van doorzettingsvermogen, veerkracht en die gekke, ontembare liefde voor het pad. Mijn pad.
Vogelvlucht
Ik denk in vogelvlucht terug aan de verhalen in de hostels. Aan de pasta, het zweet, de blikken, de zwijgende verbondenheid. De pijn, euforie en doorgaan. Aan de zwarte wezentjes. De deinende lichtjes. Aan de pelgrim in mij die sneller liep dan ooit, maar nooit vergat waarom hij begon. De onzekerheid over de juistheid van de route, de vragende blikken, aan de constante voorwaartse beweging. Aan altijd maar doorgaan. De Camino del Norte zit in mij, voor altijd.
En mijn Quest? Die gaat verder.
Deze prestatie is mede mogelijk gemaakt door Rab en Merrell.
Copyright hoofdfoto: Rab, Tomás Montes
Gepassioneerd trailrunner en hiker met een voorliefde voor de bergen en haar ongerepte natuur. Geert neemt je graag mee op zijn reizen, avonturen en uitdagingen en hoopt je te kunnen inspireren en motiveren om hetzelfde te gaan doen.