WANDELEN IN NOORWEGEN | De verrassing van het onverwachte
WANDELEN IN NOORWEGEN | De verrassing van het onverwachte
Een verhaal van Myra de Rooy
Ik ben geen ‘echte wandelaar’ – althans dat vinden thru-hikers. Die leggen hun langeafstandsroute binnen één aaneengesloten periode af. Wie zoals ik mijn 3000 kilometer lange traject opknipt, om meerdere seizoenen te ervaren, hoort daar dus niet bij. Velen van hen zijn geobsedeerd door minimalisme. Wanneer je zo min mogelijk bij je hebt, ben je sneller en is er meer kans om de afstand te voltooien, menen zij. In de Verenigde Staten is thru-hiking een ware industrie geworden.
De Appalachian Trail, Continental Divide Trail en Pacific Crest Trail hebben een heldenstatus, waarover boeken en films verschenen. Apps geven de duizenden lopers van de bekendste long distance walks relevante informatie, zoals route, slaapplaatsen en waterbronnen.
Van Lindesnes naar de Noordkaap
Tijdens mijn ski- en voettocht door de Noorse bergen, van de vuurtoren van Lindesnes naar de Noordkaap, zijn die apps er (nog) niet. Misschien omdat Norge på langs (Noorwegen in de lengte) slechts in grote lijnen vastligt en ieder een eigen koers kan varen. Dat betekent dat op de gekozen weg paden kunnen ontbreken. Daarom zijn navigatievaardigheden onontbeerlijk, evenals een gedegen uitrusting, zodat er een veiligheidsmarge is als dingen misgaan of als je meer tijd in de natuur wilt doorbrengen.
Ik loop alleen, in de winter trek ik mijn slee en ’s zomers draag ik mijn hele hebben en houden op mijn rug
Het aantal lopers of -skiërs dat jaarlijks aan ‘mijn tocht’ begint, ligt rond de vijftig. Dat steekt zelfs schril af bij de gemiddeld achthonderd bergbeklimmers die jaarlijks pogen op de Mount Everest te komen. De meeste van die klimmers gebruiken dragers en gidsen. Ik loop alleen, in de winter trek ik mijn slee en ’s zomers draag ik mijn hele hebben en houden op mijn rug.
Medewandelaars
Een enkele keer ontmoet ik medewandelaars die onderweg zijn naar het noorden of in omgekeerde richting. Half augustus tik ik de plaats Røyrvik aan en kom daar de Duitse Simon Michalowicz en zijn vriendin tegen. Simon legde Noorwegen in de lengte al eens eerder af en schreef daar een goedlopend boek over. Hij schijnt een soort legende te zijn en steeds meer Duitsers volgen zijn voorbeeld. In de supermarkt loop ik het tweetal tegen het lijf terwijl ze groot inslaan: bier, zakken chips, koekjes, chocola. Een rustdag moet gevierd worden.
’s Avonds eten we gezamenlijk en heb ik een discussie met Simon. Volgens hem ben ik geen echte Norge på langs-ganger.
‘De stress of je op tijd je doel bereikt, maakt deel uit van het proces. Als je het in één seizoen volbrengt, ben je pas een tru-hiker.’
Dat ben ik niet met hem eens. Er bestaat geen reisgids over deze tocht, noch een vaste route of regels. Is het voor mij makkelijker omdat ik het in stukken knip? Hij zwierf niet zonder een hond tegen te komen drie weken door een winterlandschap of kampeerde bij ruim dertig graden onder nul.
De verrassing van het onverwachte
Ik heb geen sponsors zoals Simon. Hij haalde zonet postpakketten op, nieuwe wandelstokken omdat er eentje gebroken was en schoenen om versleten schoeisel te vervangen. Het klopt dat een einddoel voor ogen hebben belangrijk is. Maar ik weet van het bergbeklimmen dat de top meestal niet het hoogtepunt is. Dat is alles er omheen, de weg ernaartoe. De verrassing van het onverwachte geeft de reis zijn waarde en invulling. Iedereen is anders en kiest een eigen route.
‘We steken allemaal dezelfde rivier over, maar gebruiken niet dezelfde stapstenen,’ geef ik Simon mee.
Vanuit Røyrvik trek ik in mijn eentje Børgefjell in. Een gevarieerd berggebied met granietpieken, begroeide valleien, moerassen en meren. Het is een thuis voor de veelvraat, lynx, bruine beer en rode vos. Het is ook de enige plek in Noorwegen met een levensvatbare populatie van de poolvos. Rond 1900 vingen jagers jaarlijks nog zo’n tweeduizend poolvossen. De huiden waren extreem duur en je kon een jaarsalaris krijgen voor een vacht.
Geen terrein voor amateurs
Vooraf las ik dat dit geen terrein voor amateurs is. Dat klopt. In dit natuurgebied zonder paden kan je niet een gemiddelde ‘padvinder’ loslaten. Ik start op drassige verende bodem, met plaatselijk berkenbomen en struikgewas, dat ik al snel struikelgewas noem. Hoewel ik vooraf een beetje opzag tegen dit markeringsloze traject wordt het genieten. Het geeft een gevoel van vrijheid dat ik in deze uitgestrektheid kan rondstruinen en vertrouwen op mijn kennis. Het is rijkdom om rivierwater te drinken zonder het te hoeven zuiveren. Ik prop gulzig oranje kruipbramen in mijn mond, zoetzure vitaminebommetjes. Geluk in optima forma.
Hogerop wordt het kaler en steniger. De bewolking daalt af naar de aarde en wordt regen en mist. Ik loop op mijn kompas. Inschieten op een markante kei, ernaartoe lopen en de handeling herhalen. Af en toe met de gps controleren. Steine Steine Steine, mein Lieb, und Steine. Zelfs voor een geoloog zijn het er af en toe wat te veel.
Mijn gedroomde onderkomen is een lekkende schuilplaats tussen twee enorme rotsblokken
Ræntserenmehkie moet een noodonderkomen zijn. Wat zal ik aantreffen? Een hut, open of dicht, een bouwval? Eigenlijk had ik al lang moeten stoppen. De kou sluipt mijn loodzware benen binnen. Regen striemt mijn gezicht en de wind rukt aan mijn lijf. Het idee dat ik met een dak boven mijn hoofd kan slapen laat me doorlopen langs een rendierafrastering. Mijn gedroomde onderkomen is een lekkende schuilplaats tussen twee enorme rotsblokken. Aan de achterkant van de spleet is een stenen muur gestapeld. Over de keien zijn balken gelegd en daarop rusten, als dak, platte steenplaten. Het water sijpelt er tussendoor.
Niet in de koude kleren
De grotachtige ruimte is net groot genoeg om provisorisch mijn tent op te zetten. Het tentdoek kan ik niet strak spannen, maar altijd beter dan buiten waar de wind raast. Tijd voor rust. Elf en een half uur door lastig bergterrein banjeren was genoeg. Dat is me niet in de koude kleren gaan zitten. De hele dag met natte sokken en schoenen gelopen en nu met witte gerimpelde voetjes de slaapzak in. Ondanks mijn regenkleding werd alles wat ik daaronder aan had vochtig. Ik heb me wel eens comfortabeler gevoeld, maar in mijn slaapcocon voelt het al snel behaaglijk.
Neerslag en loeiende wind als wekker. In de tent, onder het surrogaat hunebed, theezetten en muesli eten, en daarna wachten. Als de windvlagen temperen en de regenbui verder drijft, kom ik in actie. Schoenen en sokken aan, ook de rest van de kleding voelt klam, maar een waterig zonnetje doet zijn best. Mijn reservekleren laat ik in mijn rugzak om te voorkomen dat ik twee paar natte spullen krijg. Inpakken en wegwezen. Als ik flink doorstap droogt de boel wel.
Bruisend, breed, diep en woest
Uit luiheid volg ik het rendierhek. Hemelsbreed is dat langer, maar dan hoef ik minder op de topografische kaart te letten. Een domme zet. Ik kom de Ranserelva tegen. Bruisend, breed, diep en woest. De rivier heeft zich in de rotsen ‘ingevreten’, via watervallen stort hij door een kloofje naar beneden. Indrukwekkend om te zien, maar zelfmoord als ik erin zou stappen. Er is maar één mogelijkheid: stroomopwaarts.
Daar liggen de hoogtelijnen verder uit elkaar, wat duidt op vlakker terrein. Gelukkig is de rivier daar minder diep, zodat ik veilig naar de overzijde kan waden. Zo start ik de dag met extra kilometers. Het landschap is ruig, eenzaam en weids. Het donkere Børgefjellgraniet, dat eerder het mistige landschap een desolate aanblik gaf, licht op in pasteltinten als zonnestralen de bergen kietelen.
Op ruwe puinhellingen groeit nauwelijks iets, maar plaatselijk stralen bolletjes wollegras als witte sterren. De diepste ziel van dit oerlandschap is slechts een beetje te voelen en dat kan alleen door er doorheen te lopen.
De volgende tentovernachting is in het groene dal van de Tiplingelva. Mijn kleren zijn inmiddels kurkdroog. Na de avondmaaltijd geniet ik in de zon van een vergletsjerd bergmassief ver in het westen. Het leven is goed.
Dagen later ontmoet ik het Duitse stel opnieuw en komt Simon terug op het gesprek dat we eerder voerden.
‘De geest rust niet wanneer je Norge på langs in één seizoen wilt lopen,’ bekent hij.
En dat is nu precies waarom ik het op mijn manier doe – al of niet als ‘echte loper’.
Algemene informatie:
Børgefjell is een nationaal park in Midden-Noorwegen, dicht bij de Zweedse grens, met de 1699 meter hoge Kvigtinden als hoogste top. Het berggebied is bereikbaar vanuit de plaats Røyrvik. Er lopen geen paden en een eigen tent is noodzakelijk, dus ervaring met kaart en kompas of gps is gewenst.
Myra’s boek In de Lengte
In het boek In de Lengte beschrijft Myra met veel diepgang haar avonturen op haar drieduizend kilometer lange tocht vanaf Lindesnes, in het zuiden van Noorwegen tot aan de Noordkaap.
Mountainreporter Judith Malotaux las het boek en schreef een review. Zij zegt onder andere: “Een prachtig verhaal, dat veel verder gaat dan een ordinair reisverslag. De avonturen die zij beleeft worden op levendige wijze beschreven, voorzien van talloze anekdotes en een schat aan geologische kennis, maar ook persoonlijke diepgang en politieke onderwerpen worden niet geschuwd.”
Je kunt het boek online bestellen via www.lecturis.nl/product/in-de-lengte/
Geoloog Myra de Rooy is schrijver, bergbeklimmer (o.a. eerste Nederlandse vrouwenexpeditie) en solohiker. De Himalaya met zijn besneeuwde toppen, pelgrimsoorden en bergpassen waar gebedsvlaggen wapperen behoren tot haar favoriete reislandschap. Noorwegen is een goede tweede. Lopend, klimmend, liftend of met lokaal vervoer bezoekt ze afgelegen streken. Het gaat haar daarbij om de combinatie van de woeste natuur en de cultuur van de gastvrije bergbewoners.