Wandelverslag | De Salzburger Almenweg in Oostenrijk
Het is bijna twaalf uur als we in Huttschlag aankomen. Vanochtend zijn Linda en ik in alle vroegte vertrokken uit de Gamskarkogelhütte, om aan onze tweede etappe van de Salzburger Almenweg te beginnen. Terwijl de zon tevoorschijn komt vanachter de Oostenrijkse bergtoppen dalen Linda en ik via de Harbachalm af naar het dorpje beneden in het dal. We rusten even uit op het trappetje bij het dorpsplein en praten over de tocht die nog voor ons ligt.
Het is een warme dag. Ik voel de zon branden op mijn huid en kijk naar mijn armen. Ik ben bedekt met een vettig laagje zonnebrand wat zich na de afdaling van vanmorgen heeft vermengd met stof en zweet.
‘Kom op, we moeten verder,’ hoor ik naast me. Linda heeft gelijk, we moeten nog minstens 1500 hoogtemeters maken voordat we bij de Tappenkarseehütte aan zullen komen.
Als we op de rode route blijven zouden we er na ongeveer vijf uur lopen moeten zijn.
Rotsige paadjes en bloemrijke alpenweides
Opgewekt en vrolijk kletsend beginnen we aan de klim. De Salzburger Almenweg slingert zich 350 kilometer door het Salzburgerland, waarbij je afwisselend op rotsige paadjes loopt en bloemrijke alpenweides doorkruist. De bestemming van vandaag is de Tappenkarseehütte. De berghut ligt aan de oever van de Tappenkarsee en Linda en ik fantaseren alvast over het koude frisse water waar we morgen een duik in zullen nemen.
De temperatuur is ondertussen gestegen naar boven de dertig graden en onze watervoorraad slinkt sneller dan we hadden gehoopt. We hadden echter op de kaart gezien dat we onderweg nog een kleine hut zouden passeren, en ik verzeker Linda ervan dat we daar vast wel ons water kunnen bijvullen.
Drie uur later zijn we de boomgrens bijna gepasseerd. De hemel is strakblauw en de zon schijnt onophoudelijk op ons neer. Smeren, smeren en nog meer smeren dus. Grinnikend kijken we naar onszelf, de laag zonnebrand word alsmaar dikker en door het vele stof lijkt het alsof we bedekt zijn met een laag plamuur. In mijn gedachten ben ik al aan het zwemmen in de Tappenkarsee, maar dat is morgen. Eerst moeten we nog een stuk verder klimmen naar de Karteistörl. Het smalle paadje meandert tussen stukken gras, heide en rotsen omhoog naar het zadel dat vanaf hier nog niet zichtbaar is.
Pluizige plukken onder een rode muts
Eindelijk zie ik een stukje verderop een vervallen houten hut verschijnen, op het bankje op de veranda zit een oud klein mannetje. Vanonder zijn rode muts komen pluizige plukken haar tevoorschijn en hij wiegt een beetje heen en weer. Onder zijn bankje staan verscheidene lege flessen en hij lijkt heel gelukkig.
‘Gutentag, haben Sie auch Wasser?’ probeer ik in mijn beste Duits. Het oude mannetje kijkt ons grijnzend aan. ‘Kein wasser, nur Bier!’ lacht hij. Al wiegend vertelt hij dat de koeien de waterslang kapotgetrapt hebben, en dat hij behalve bier niets anders te drinken voor ons heeft. Aangezien we nog een eindje te gaan hebben lijkt het ons niet handig om aan het bier te gaan, en na de man bedankt te hebben vervolgen we onze tocht. Een stukje hogerop vinden we de schuldige koeien en een enigszins troebel stroompje. Het is niet het heldere bergstroompje waar we op gehoopt hadden, maar met enkele druppels HADEX om te bacteriën te doden is het prima te drinken.
De tocht van vandaag is lang. Om aan het eind van de vierde dag weer in de buurt van de auto te komen moesten we twee kortere etappes aan elkaar knopen, iets wat vanuit ons flatje in Nederland een prima plan leek.
Helaas moeten we het beeld van onszelf toch even bijstellen: in plaats van twee fitte, sportieve jonge meiden die even door de bergen zouden huppelen zijn we eerder twee hijgende, overwerkte twintigers die strompelend van de spierpijn hun lichaam omhoog slepen.
Note to self: volgende keer toch maar iets beter voorbereiden.
Bovenop de Karteistörl
We moeten enkel nog de Karteistörl oversteken voordat we aan de afdaling naar de Tappenkarseehütte kunnen beginnen. Als ik voor de zoveelste keer zeg dat het nu écht niet ver meer kan zijn moppert Linda een paar verwensingen terug. Het idee om twee etappes aan elkaar te knopen kwam van mijn kant, en ik ben bang dat ik voorlopig niet meer chef routeplanner mag zijn. Gelukkig doet een halve reep chocola wonderen voor het humeur, en na het smalle rotsige paadje nog enkele minuten gevolgd te hebben staan we ineens bovenop de Karteistörl.
Bij het zien van het uitzicht vergeet ik op slag mijn spierpijn en trillende benen. Achter ons ligt het groene dal van Huttschlag en in de verte kan ik de scherpe graat van de Gamskarkogel, waar we die ochtend vertrokken zijn, nog onderscheiden.
Beneden ons zien we dan eindelijk de Tappenkarsee liggen, met daarachter de stenige Faulkogel. Mijn klimmershart gaat meteen sneller kloppen bij het zien van de steile rotswanden en ik maak in mijn gedachten een aantekening dat ik toch echt eens moet gaan klimmen in dit gebied.
Terwijl ik me nog steeds aan het vergapen ben aan de schijnbaar oneindige bergtoppen schudt Linda ineens enthousiast aan mijn arm: ’Ik kan de hut zien liggen!’ en inderdaad, in de diepte, misschien maar enkele honderd meters van ons verwijderd ligt dan eindelijk de Tappenkarseehütte.
Ik kijk naar Linda en bedenk dat ik er waarschijnlijk precies hetzelfde uit moet zien: blij, bezweet, met krullerig blond haar wat onder een petje vandaan piekt en een roodverbrande neus. Lachend dat het nu ECHT nog maar een klein stukje is beginnen we aan de afdaling naar de hut. Moe, blij en toch ook wel een beetje trots op onszelf ploffen we even later neer op het terras met een ijskoude Weizen.
We hebben de langste en zwaarste dag gehad, en vanaf nu volgen alleen nog twee relatief korte etappes (en uiteraard zwemmen in het koude meer). Hoewel mijn benen nog aanvoelen als rubber vormen zich in mijn hoofd stiekem alweer nieuwe uitdagingen. Misschien morgen toch nog de top van de Draugstein meepakken?
Even praktisch
De tocht die we liepen volgde grotendeels de Salzburger Almenweg; een route van 350 kilometer lang die langs de vele Oostenrijkse almhutten loopt. Het symbool van de tocht is de blauwe gentiaan, en het is wel duidelijk waarom. Langs ongeveer de hele route zagen we velden vol van dit fragiele bloemetje.
Linda en ik begonnen onze vierdaagse tocht bij Gruner Baum, wat tegen Bad Gastein aanligt. De eerste dag weken we iets van de etappe af om de Gamskarkogel te beklimmen. Een relatief korte maar zware klim die zeker de moeite waard is. De laatste dag weken we eveneens af van de route om weer bij de auto in Gruner Baum te komen. Over de gehele lengte is de Salzburger Almenweg zeer goed aangegeven met de eerdergenoemde blauwe gentiaan. De vele hutten die we tegenkwamen waren in de eerste week van juli nog vrij rustig, desondanks is het verstandig om eerst te bellen om te vragen of er plek is.
Lees hier alles over Gastein in de winter
In Oostenrijk is de moeilijkheid van de wandelroutes aangegeven met kleuren: blauw is makkelijk, rood gemiddeld en zwart zijn zware routes met een meer alpien karakter. Tijdens onze tocht volgden we grotendeels rode routes die voor iemand met een goede basisconditie goed te doen zijn. De moeilijkheidsgraad van de Salzburger Almenweg is per etappe aangegeven dus zo kan je makkelijk zien welk deel van de route het beste bij je past.
Het routeboekje van de Almenweg is gratis aan te vragen op www.salzburger-almenweg.at. Naast wandelen heeft het Salzburgerland nog veel meer te bieden. Zoek naar SalzburgerLand op Mountaintainreporters.com voor meer inspiratie.
LEES OOK:
Klimster, schrijfster en avonturier. Ik ben opgegroeid op Terschelling. Als kind was ik vaak ergens in een boom te vinden, en was ik ervan overtuigd dat ik later bergbeklimster zou worden. Met mijn reisverhalen probeer ik mensen over de streep te trekken door te laten zien dat buitensport voor iedereen toegankelijk is