La Véloscénie: fietsen van Parijs naar Mont Saint-Michel
Fietsen van Parijs naar Mont Saint-Michel.
Een fietsavontuur van Robert van Weperen
Véloscénie. Alleen al van de naam werd ik vrolijk. Met Parijs als startpunt en de Mont Saint-Michel als finish stond deze 450 kilometerlange fietstocht bij mij meteen op voorsprong. Eenmaal en route bleek dit traject ook nog eens vele extra bonussen in petto te hebben. Zoals de tuinen van Versailles, de prachtstad Chartres of de ruïne van het Aquaduct van Maintenon. Fijn was ook dat in dit deel van Frankrijk het landschap nog verandert op eigen gezag. Dus niet zo is aangeharkt als bij ons. Slaperige dorpjes, middeleeuwse kasteeltjes en XXL-boerderijen zetten de toon. En wie af en toe wat fietskilometers wil smokkelen pakt eenvoudigweg een boemeltrein.
Flitstrein Thalys
Wij beginnen ons avontuur met Thalys. De flitstrein die ons in minder dan drie-en-een-half uur van Amsterdam CS naar Parijs blaast. Mijn maatje heeft een e-bike gehuurd die in Parijs op hem wacht. Zelf heb ik mijn eigen fiets mee, want dat kan prima met Thalys. Zelfs zonder bijbetaling. Daarvoor haal ik mijn voorwiel eruit en met een fietshoes voorkom ik dat de overige bagage niet beschadigd raakt. Het gehannes – fiets demonteren en een tiental koffers herschikken zodat alles weer netjes in de rekken past – neem ik graag voor lief.
Nadat we kopstation Gare du Nord zijn binnen gedenderd en bijna duizend passagiers uit de bordeauxrode wagons zijn geklommen, zet ik in no time mijn rijwiel in elkaar. Ik haak de bagagetassen aan en even later zoef ik vachement à l’aise over de Boulevard de Magenta. Vrij als een vogel, dwars door deze vibrante metropool. Gewoon, alsof dit mijn stadje is. Moi de fietsende Parijzenaar.
Point zéro’, het nulpunt dat gehanteerd wordt om vanuit elke willekeurige plek in Frankrijk de afstand tot de hoofdstad te meten.
Fietsmaat Stefan zal ik treffen op zijn puike e-bike bij het startpunt van de Véloscénie. Volgens het Engelse routeboekje moet dat bij ‘the famous wind rose’ bij de Notre Dame kathedraal zijn. Ondanks de hordes toeristen is Stefan snel gevonden, want de enige met een fiets. Maar waar is dan die windroos? Bedoelen ze misschien het gigantische glas-in-loodraam in het kerkgebouw? Immers, volgens Google is dat ook een wind rose.
Pas veel later zullen we horen dat het startpunt te vinden is tussen de kasseien op het plein voor de kathedraal. Een markering die letterlijk onder de voet gelopen wordt door de duizenden toeristen. In werkelijkheid heet ze ‘point zéro’, het nulpunt dat gehanteerd wordt om vanuit elke willekeurige plek in Frankrijk de afstand tot de hoofdstad te meten.
Overal heerst het verkeer. We verdrinken er nog net niet in. Ogen open en alles en iedereen in de gaten houden is de truc. En bovenal: go with the flow. Heerlijk.
We trappen de fietsen aan. We zijn weg! Op naar Mont Saint-Michel. We steken de Seine over via de Pont Notre-Dame, naar verluidt de oudste brug van Parijs. Daarna koersen we over brede boulevards richting Tour Montparnasse. Overal heerst het verkeer. We verdrinken er nog net niet in. Ogen open en alles en iedereen in de gaten houden is de truc. En bovenal: go with the flow. Heerlijk.
Voorbij Gare Montparnasse wordt het al ietsjepietsje stiller en binnen het half uur melden zich bedeesd de eerste grassprietjes. Dan geraken we op het eerste vrijliggende fietspad: door de Coulée Verte, een groenstrook direct langs het spoor van de TGV. Een strook die in het begin amper vijf meter breed is, maar langzaam maar zeker uitdijt.
Een stoer staaltje watermanagement avant la lettre
Ontspannen bereiken we het grootste geordende grasveld van de wereld: de tuinen van Versailles. Het lustoord, naar een ideetje van Zonnekoning Lodewijk XIV, ligt er kundig geknipt en strak aangeharkt bij. Helaas zijn we niet de enigen die even een parkje willen pakken. Het stikt er van de toeristen en bijgevolg is er opnieuw veel verkeer. Pas voorbij Rambouillet, na zo’n 50 kilometer op de pedalen, wint de stilte het langzaam van de herrie. Steeds vaker fietsen we over autoluwe en zelfs autovrije wegen.
Bij het kasteel van Maintenon doen we een ontdekking. Het eind van de kasteeltuin wordt gemarkeerd door reusachtige, stenen bogen. Het blijken de restanten van een aquaduct dat geconstrueerd werd om de dorstige tuinen van Versailles te laven met het water uit de Eure. Tachtig kilometer verderop! Hoe dit stoere staaltje van watermanagement avant la lettre geconcretiseerd had moeten worden, zien we in het kasteel zelf. Op langwerpige stroken papier is het aquaduct, waarvan de bouw in 1685 begon, tot in detail uitgetekend. Machtig mooi gedaan. Maar het project bleek te ambitieus (lees: te duur) en haalde de eindstreep niet. Elders brak men de bogen af en werden de stenen hergebruikt. In Maintenon is zo’n 1000 meter bewaard gebleven.
Een volgend hoogtepunt is Chartres. Een kleine, overzichtelijke stad, met een eeuwenoud centrum dat deels op een plateau ligt. Vanaf het ‘balkon’ van de bovenstad, krijgen we een knap uitzicht over de benedenstad. Niet te missen is hun reusachtige kathedraal waarvan de gebrandschilderde ramen het zonlicht omzetten in het beroemde ‘Chartres-licht’. Licht dat vele malen blauwer is dan de ogen van Doutzen Kroes. In hun Museum van Glas-in-lood leren we waarom men in deze stad het brandschilderen zo goed in de vingers heeft.
’s Avonds is er een show waarbij meerdere markante gebouwen computergestuurd uitgelicht worden. Knap gedaan, het is eerder kunstig dan kitschig vinden wij. Helemaal de bom is de middernachtelijke wandeling door de crypte van de kathedraal. De eeuwenoude kelder onder het godsgebouw is zo ingericht dat ook hier kerkdiensten gehouden kunnen worden. Het illustreert onomwonden hoe belangrijk de kerk was in de middeleeuwen. God moet toen net zo machtig geweest zijn als Facebook nu.
Na Chartres gaat La Douce helemaal los op haar eigen clichés. De landschappen glooien dat het een aard heeft, het goudgeel van de akkerlanden doet bijna pijn aan onze ogen en de dorpjes zijn zo slaperig dat we de Lorazepam gerust thuis hadden kunnen laten.
Regelmatig fietsen we over voormalige treintracés. Ofte wel: we fietsen ontspannen zonder te klimmen. En in stilte. Wel missen we op den duur het uitzicht op het landschap. Want de oude spoorbanen worden vaak geflankeerd worden twee rijen, dicht opeengepakte bomen. Daar staat tegenover dat het stikt van de bramenstruiken. Met de plukrijpe vruchten houden we ons energieniveau moeiteloos op peil.
We weten dat dit landmark er aan zit te komen. toch zijn we verrast als een eigenzinnig, driehoekig bergje zich PLOTS aan de horizon meldt
Bij het kasteel van Carrouges trekken we de schijfremmen aan. Het kasteel zou ooit met stip binnengekomen zijn op de lijst van Mooiste Kastelen van Normandië. Daar is zeker wat voor te zeggen. Het poortgebouw, de tuinen en het slot zijn zo mooi, ze verdienen meer dan een snelle selfie. En anders dan in Versailles hebben we hier de pracht en praal vrijwel voor ons alleen.
Op een bankje in de tuin proberen we ons een voorstelling te maken van het leven in de 14e eeuw, de tijd toen dit kasteel gebouwd werd. Als kasteelheer, niet als tuinman of dienstmeisje. Het stadje Domfront, zo’n veertig kilometer verderop, is de moeite. Want puike vakwerkhuizen en – alweer – een middeleeuws centrum.
Scherper dan het zonlicht
Vanaf Domfront moeten we nog zo’n 70 kilometer wegtrappen tot aan de finish: de berg die vernoemd is naar Sleutelbewaarder van het Hemelrijk, Michael. We weten dat dit landmark er onvermijdelijk aan zit te komen. Toch zijn we verrast als het eigenzinnige, driehoekige bergje zich plots aan de horizon meldt. Echt te gek. Net als het gebied dat wij passeren. We komen uit bij een kwelderlandschap dat grenst aan de baai van de Mont Saint-Michel die op dat moment droog is gevallen. Daarvoor zijn we wel van de officiële route afgeweken, maar we zijn blij dat we dit spektakelstuk van zand, water, lucht en stenen waterkeringen van zo dichtbij meemaken.
En dan zijn we er. De Mont Saint-Michel kunnen we eindelijk aanraken. Bijna dan, want een verbodsbord wil dat we onze fietsen op slot zetten en de laatste twee kilometer te voet afleggen. Of in een mallote bus vol dagjesmensen kruipen. Tussen 10:00 tot 18:00 uur is de pier gesloten voor fietsers dicteert het verkeersbord koeltjes. Maar voor zo’n anticlimax hebben we niet de blaren op onze billen getrapt. We willen per se onze zegetocht fietsend eindigen en koersen behoedzaam richting De Rots. Als een surveillancewagen ons passeert knikken we vriendelijk naar de cops. Niet dat er hartstochtelijk wordt teruggeknikt. Maar ze vuren ook niet de Franse variant van “Waar zijn wij mee bezig?” op ons af.
Panorama Runde en Giglachsee Runde
Na een kwartiertje zijn we er dan echt en parkeren onze fietsen tegen de rots. Een rots die tot de laatste m2 is ingenomen door kloosters, kerken, tuintjes, pleinen en een straat vol restaurants en souvenirwinkels. Het is er poeppie druk. Toch lijkt er van overtourism geen sprake. Misschien omdat iedereen in bewondering naar de top klimt. Bovendien geeft de deels drooggevallen zee zoveel uitzicht en ruimte dat we ons kunnen inbeelden dat we hier alleen zijn.
Als we hijgend het hoogste uitzichtpunt bereiken meent fietsmaat Stefan dat we nu toch echt de eretitel verdienen van Véloscenist. Vooruit dan maar, we hebben het inderdaad volbracht en volop genoten.
De Véloscénie is absoluut een aanrader. Zeker als je een liefhebber van gemoedelijk fietsen bent.
Die avond fietsen we nog een keer op en neer naar De Rots voor de lichtshow die het interieur van de eeuwenoude heiligdommen kleurt. Best wel kitsch, zo is onze verwachting. Maar net als in Chartres zijn de animaties zo knap bedacht dat het de plek en haar gebouwen nog mooier maakt.
Wat vindt Robert van Weperen van de Véloscénie?
“Die Véloscénie is een aanrader. Vooral als je een liefhebber bent van gemoedelijk fietsen. Start en finish zijn ‘iconisch’ zoals dat tegenwoordig heet en onderweg pak je ook nog eens een paar hoogtepunten mee. De minder fraaie stukken (tot Chartres) smokkel je eventueel per boemel. Er zijn voldoende campings en goede hotels en – als je even zoekt – enkele uitstekende restaurants.”
Lekker eten
De restaurants zijn van wisselende kwaliteit. Wij waren zeer gecharmeerd van Auberge de l’Abaye in Thiron-Gardais en restaurant Auberge du Grand Gousier in Domfront. De kok van restaurant Brocéliande in Nogent-le-Rotrou gaat helemaal los op Bretonse galettes.
Lekker slapen
Sfeervolle B&B: Le Colombier de Hanches.com met (onverwarmd) zwembad.
(Fiets-)vriendelijk hotel Chartres: Le Grand Monarque. Met vorstelijk ontbijt.
Meer informatie: www.veloscenic.com
Heel veel informatie over de route zoals de vele andere andere high lights, routekaartjes, hotels en fietshuur is te vinden op www.veloscenic.com. Het routeboekje (± 15 euro) is hier te bestellen.
Stefan huurde zijn uitstekende e-bike via La Boite A Vélo met diverse ophaal- en afgiftepunten. Hun e-bike is een bikkel. Voor € 110,- per week.
GPX track van de route staan hier.
Fiets mee in Thalys
- Check de site van Thalys voor tickets en informatie over fietsvervoer.
- Officieel moeten beide wielen gedemonteerd worden.
- De onderdelen moeten in een hoes passen van max. 135 x 85 x 30 cm.
- Het treinpersoneel reageert wisselend. Een deel ziet vooral problemen, anderen vragen vriendelijk om alles netjes op te lossen. Het raadzaam ruim voor vertrek contact te zoeken met het wagonpersoneel. De trappers verwijderen maakt alles eenvoudiger. (Wel thuis even oefenen.) In wagon 13, direct naast de restauratiewagen, is een bagageruimte waar de fiets extra goed te plaatsen is.
- Opstappen in Amsterdam is raadzaam omdat daar de bagagevakken nog niet vol zitten.
- Per eind 2019 komen er officiële fietsplekken in de gerenoveerde treinstellen.
Fietskilometers smokkelen met de trein
Wie wil kan af en toe de trein pakken. Bij voorbeeld tussen Versailles-Chantiers en Epernon. Of Illiers-Combray. Vanaf Ponterson, vlakbij Mont Saint-Michel trein je in 4 uur tijd soepel terug naar Parijs. Er is volop plek voor de fietsen.
Lees hier alle reisverhalen van onze reporters
Robert heeft een passie voor fietsen en is een van de meest ervaren en gelauwerde reisjournalisten van Nederland. Zijn verhalen verschenen onder andere in De Telegraaf, De Wereldfietser en de ANWB bladen. In 2018 maakt hij zijn debuut bij Mountainreporters.com