Reisverslag Camargue | Avonturen in een zinderend moeraslandschap
Hoe spendeer je je zomervakantie als je een camperbusje en een bejaarde hond hebt? Roadtrippen natuurlijk! In anderhalve maand volgen we de kust tot het zuiden van Spanje en kruipen langzaam door het binnenland weer omhoog. In het laatste deel van onze reis belanden we in de Zuid-Franse Camargue, een moerasachtig gebied wat bekend staat om zijn wilde paarden, zwarte stieren en vurige flamenco.
De slechte en steile wegen hebben hun tol geëist van ons busje. Hoewel hij nog steeds rijdt naar behoren gaat het met net zoveel gepiep, gebonk en gekraak gepaard als een gemiddelde pornofilm. Als we over de pokdalige verbindingsweg naar Saint Marie de la Mer rijden is het raak; zwenkend komt het busje tot stilstand in de stoffig berm.
We stappen uit en komen tot de conclusie dat de wielbouten losgetrild zijn. En wij zijn optimistische lui die zonder noemenswaardig gereedschap onderweg zijn. Wel hebben we tien soorten paracetamol en diarreeremmers bij ons, om dat te compenseren. De hete wind speelt met het gravel uit de berm. Het gebied in de Camargue lijkt verdacht veel op een oerHollandse polder. Ik steek mijn hand op naar een passerende Nederlandse camper die het gevaarte acuut de berm in knalt.
Reddende engel met viva España petje
Uit een wolk van stof verschijnt onze reddende engel in een crèmekleurige afritsbare driekwartbroek, orthopedische verantwoorde sandalen en een ‘viva España’ petje. Onze held doet uit greep in zijn gereedschap-etui en blijkt in het bezit te zijn van een oneindige voorraad kniptangetjes maar niet van een moer of kruissleutel. Toch blij dat hij voor ons gestopt is nemen we afscheid en lopen naar het dichtstbijzijnde huis.
” Na een niet al te snedige conversatie met een hoop handgebaren opent de man zijn kofferbak –die vol ligt met autoradio’s en gereedschap”
Saint Maries de la Mer telt zo’n 2500 inwoners en na een korte tocht door de berm maken we kennis met drie van hen. Onder een kleine overkapping staan drie mannen aan een auto te sleutelen in de voortuin. Ze zien ons naderen, stoffig en bezweet en ikzelf lijk wel melaats door een recente aanval van muggen in mijn gezicht. Een doritokleurige man in een velours trainingspak en een leven vol dentale miskleunen achter de rug is de eerste die ons aanspreekt, de anderen lijken vooral chagrijnig.
Ik zie dat ze ons net zo shady vinden als wij hen. Na een niet al te snedige conversatie met een hoop handgebaren opent de man zijn kofferbak –die vol ligt met autoradio’s en gereedschap, en een kruissleutel rijker lopen we terug naar ons busje. De wind blaast stofwolken door de lucht terwijl Valter de bouten stevig vast zet en de overige 3 wielen controleert. We kunnen weer op weg!
Als we bij het huisje stoppen om de sleutel terug te geven, en een paar blikjes Estrella, is de sfeer aanzienlijk beter. We vervolgen onze weg naar de eerste stop voordat we daadwerkelijk St Marie gaan verkennen: de roze meren van Salin de Giraud.
De onverharde weg lijkt een schaafwond van de aarde, vlagen met zand proberen de weg terug te sleuren in het woestijnachtige landschap. We horen het zout kraken onder onze wielen en zover het oog rijkt zien we zoutpannen in verschillende schakeringen rozen. De mistral is fel, op het roze wateroppervlak drijven hoopjes gekristalliseerd zout en flonkerende slierten schuim.
Tranquillo in Niemandsland
Hoewel we op onze reis al een paar keer het geluk hebben gehad om een kolonie flamingo’s te zien, wordt ik nog steeds zo blij als een kind als ik ze tranquillo voorbij zie slenteren. Hun poten lijken de verkeerde kant op te buigen, de ultieme tropische iconen, zelfs in dit stukje niemandsland. Flamingo’s lijken nooit haast te hebben maar terwijl jij je camera gereed stelt lopen ze op hun dooie akkertje naar het midden van het meer waardoor je zonder telelens net niet dichtbij genoeg kan fotograferen.
Zo’n 100 foto’s van wazige roze silhouetten later arriveren we bij het verlaten strand van Piémanson. Verwildert rennen we over het strand –het waait zo hard dat er steentjes en takken om onze oren vliegen. Een dam van grote keien krijgt constant klappen van het grijze kolkende water dat in grote golven neerslaat. Zeemeeuwen zweven als papieren vliegertjes door de lucht en worden alle kanten op geslingerd, dikke houten takken bezaaien het strand en ook een aangespoelde boot. In een opwelling besluiten we 2 mooie balken achterin ons busje te leggen om later te verwerken in een afdakje in onze achtertuin (spoiler: ze liggen er nog steeds).
Als we helemaal uitgewaaid zijn (volgens mij is dat het meest Nederlandse woord ooit) vervolgen we onze weg naar St Marie de la Mer voor een heerlijk pannetje mosselen met Roquefort. Dat klinkt als een ranzige combinatie maar geloof me; het is zalig! Het dorp is een bedevaartplaats voor Roma en Sinti en 2 dagen per jaar gaat het dorp helemaal los als hun beschermheilige Sara vereerd wordt. Op het moment dat wij er zijn heerst er echter een serene rust. De witte huisjes doen bijna Spaans aan en de zandkleurige kerk is het middelpunt van het dorp. Hier bevind zich het beeld van de zwarte Sara en om haar heen liggen talloze brieven, bloemen en andere geschenkjes.
Vanuit Nederland is het zo’n elf uur rijden naar dit unieke moerasland. Wij hebben de pech dat we al zo lang onderweg zijn dat we ons bezoek niet langer kunnen rekken (iets met maandag weer op het werk verschijnen) maar zelfs een paar uurtjes in deze bijzondere plek smaken naar meer!
LEES OOK DEZE ARTIKELEN
Van kleins af aan was het mijn droom om zwerver te worden. Een stoere Indiana Jones die over de wereld reist, vloeiend Swahili spreekt en geregeld eens een schat opduikt. Dat is niet helemaal gelukt. Zelfs mijn Duits is sehr matig en mijn Marokkaanse kristal bleek van geverfd suiker te zijn gemaakt. Wel probeer ik zo vaak mogelijk onderweg te zijn, zowel in de buurt als ver weg.