Waarom je Europa moet verkennen per camper. De Franse kust.

Een autokraak in Baskenland, louche tapenade verkopers in een Frans gehuchtje en een levensreddend ijzerdraadje, onze surf roadtrip verliep niet helemaal vlekkeloos… Maar maakt dat niet de beste verhalen? Deze roadtrip begint op een druilerige vrijdagmorgen in het Zeeuwse Waarde, waar mijn man Valter, onze hond Santos en ondergetekende de A58 richting België oprijden.
De lucht is asgrijs en broeierig als we onze eerste stop maken bij het heuvelige kustgebied van Cap Blanc Nes. Even onder het stadje Calais -wat nogal grimmig aandoet en veel wanhopige Afrikaanse vluchtelingen herbergt, beginnen de glooiende velden en hoe dichter we bij de top van de 130 meter hoge kaap komen, hoe ruiger het wordt.
Uiteraard stappen we uit voor het broodnodige wandelingetje van onze pluizige medereiziger Santos en onszelf en na het passeren van een buslading 50+ ers in matchende gehaakte regenboog poncho’s ga ik onderuit over het eerste beste richeltje. Een bezorgde bejaarde komt op me af, ‘you tripped on za rocks!’ roept ze terwijl ze een valbeweging nadoet. Gegeneerd en met een verzwikte enkel krabbel ik overeind en hoop niet dat dit een voorbode is voor de komende maand.
In de vangrails
We overnachten, spotgoedkoop, op een betonnen strook met een omheining die de meest doorgewinterde kraker nog links zou laten liggen. Het geheel roept niet bepaald het ‘Instagram-vanlife’ gevoel op en wordt daarbij ook nog eens gedomineerd door een Engelsman met een rochelhoest. De volgende ochtend klappen we met 100 km per uur in de vangrails.
We stoppen bij een tankstation en blijken gelukkig alleen wat blikschade en een geknakt ego te hebben. Tot overmaat van ramp blijken we onszelf buiten gesloten te hebben. Zodra je namelijk de deur van ons geliefde busje dichtgooit springt ‘ie op slot en wat initieel begon als een grappig eigenaardigheidje blijkt nu de druppel te zijn die de ellende compleet maakt. Toch blijkt al deze ellende ergens goed voor te zijn. Samen onheil meemaken verbindt en maakt het grappiger.
Terwijl Santos opgesloten en wel ligt te slapen bellen wij een lijzige ANWB medewerker die ons doorverbind met de Franse politie, Le ANWB bestaat niet in Frankrijk.
Hoewel deze mens geen Engels spreekt en ik 20 plus keer de onuitspreekbare naam van het tankstation heb genoemd, gaat ie helemaal los met Google Translate en nog geen 20 minuten later arriveert een takelwagen uit Vangnes. Gelukkig hoeven we niet opgesleept te worden, deze man is zeer creatief met ijzerdraad en voor we het weten hengelt hij door een kiertje van het raam zijn creatie naar binnen.
Sidderend bungelt de sleutel aan het zelf gefabriceerde haakje en komt als een grijper op de kermis onze kant op. Het lukt! Bijna extatisch nemen we de sleutel in ontvangst en vervolgen we onze route tot we uitkomen bij de eerste surfstop: Het schitterende schiereilandje Quiberon. We parkeren aan de prachtige wilde kustlijn en drinken zoete rode wijn terwijl de zee schuilgaat onder een deken van mist.
De psychedelische-sektarische eco-freak
Als we ’s ochtends wakker worden is de lucht gitzwart en de regen klettert op het busje. Santos light met z’n natte vacht tevreden op onze semi-schone dekens en kussens. Terwijl we het eiland afrijden volgen we de kustlijn tot de zon gaat schijnen en om de nattebejaardenhondenlucht te omzeilen sprinten we uit de auto. De golven zijn mooi en Valter pakt optimistisch zijn bodyboard.
Santos en ik blijven op het gigantische witte strand en terwijl ik de camera probeer in te stellen rent Valter laaiend enthousiast het water in om 10 minuten later weer verwilderd aan te spoelen op de plage. De golven zijn meedogenloos en we besluiten om nog maar een crêpe te gaan eten. De surf blijft de rest van de dag maar matig en we besluiten om voor die avond een huisje met een normaal bed en een douche te zoeken. Vol goede moed vertrekken we en komen bij aankomst oog in oog te staan met de psychedelische-sektarische eco-freak die de compleet verlaten camping runt.
Het terrein staat bezaaid met kipvormige mini bunkertjes en een indrukwekkende schutting waar zonder twijfel een wietkwekerij achter schuil gaat. Wij krijgen een soort latex achtige tent toegewezen met een plastic matras en een intense chloor lucht. We snakken naar een douche -dat is ook al 4 dagen geleden en na een halve fles whiskey houden we het voor gezien en we hopen maar dat we s’ nachts niet ongewenst lid worden gemaakt van de Scientology kerk.
Verteerde sardineblikjes en oldtimers.
We overleven de nacht en rijden door naar de provincie Vendee. Het surreële landschap bestaat uit eindeloos moeras met af en toe een houten hut op palen en kleine oesterkwekerijen. Het wegdek is pokdalig en dan opeens doemt er in the middle of nowhere een losgeslagen eenpersoons vlooienmarkt op; een stuk grond bezaaid met troep en een shady bord wat niet echt overtuigend aanduidt dat we hier met een ware antiquair te maken hebben. Het hele terrein staat ramvol met uiteenlopende prullaria, van verteerde sardineblikjes tot oldtimers.
Vanachter de schuur klinkt een ranzig rochelhoestje en niet veel later rijdt een golfkarretje met een bestuurder uit lang vervlogen tijden ons gorgelend en rochelend tegemoet. Volledig in z’n rol als fossiel relikwie takelt de senior zich uit z’n golfkarretje. Een schurftige Jack Russel blijft glazig kijkend in de bolide achter terwijl deze hoogbejaarde charlatan ons een plastic bloempotje probeert aan te smeren voor een lousy 95 euro.
Blij dat we niet genaaid zijn rijden we door naar het volgende stadje waar we alsnog een klein fortuin verliezen aan een ongewenst grote zak met tapenade, die overigens wel lekker is. Iets armer in materiële zin, maar geestelijk verrijkt door de slinksheid van smeersel-verkopers rijden we verder naar het zuiden.
Le Gurp
De volgende dag vertrekken we al vroeg naar het strand van Le Gurp om te surfen. De Franse kaas eist zijn tol, onze wetsuits zitten krapper dan wenselijk. We dragen onze planken een halve kilometer door de duinen, en dan nog een halve kilometer over het strand. Hijgend en met rode koppen van het sleuren ploffen we in het zand en kijken behoedzaam naar de golven. Hoge, chaotische, asgrijze golven reizen op, lijken een moment te twijfelen en breken met een overweldigende kracht op het strand, waarna het hele proces opnieuw begint.
Aan de benauwde lucht kun je voelen dat het gaat onweren. We zoeken een route en peddelen de kolkende massa in, Santos besluit zijn tenen even nat te maken en dan een poedel te versieren. Na drie kwartier vruchteloos proberen en talloze keren door de golven uitgespuugd te worden op het strand besluiten we er mee te kappen. Het is simpelweg niet surfbaar. In de verte doorklieft een bliksemschicht de donkere lucht en regendruppels komen met een dof plofje neer in het zand als we terug naar ons busje lopen.
Het surfwalhalla van Frankrijk
Damp stijgt op van het asfalt en de bittere geur van de regen verdrijft de stank van onze natte wetsuits. Bijna dan. Santos en z’n natte bejaarde lichaam winnen deze strijd makkelijk. We besluiten door te rijden naar het surfwalhalla van Frankrijk, Hossegor. Daar aangekomen duiken we eerst de surf outlets in die daar ruim vertegenwoordigd zijn. Het wordt vroeg donker als we opzoek gaan naar een plek om ons busje voor de nacht de parkeren.
De regendruppels op de vooruit vervormen de neon kleuren van de schreeuwerige uithangborden en donkere schaduwen tot een abstract schilderij. Op de achtergrond klinkt zacht een storende Franse radiozender -wat ouwehoeren die gasten veel. Binnenin onze bubbel waar we met z’n drieën leven ruikt het naar hond, zee en knoflookpasta. Een rusteloze geest is gebaat bij een huisje op wielen, thuis maar toch weg.
De volgende dag verkennen we Hossegor en rijden dan door naar Biarritz, wat absoluut schitterend is maar geen enkele vrije parkeerplek heeft zoals Valter schuimbekkend opmerkt en met een ongezonde geestdrift het oord verlaat. Geen probleem, de route is adembenemend. De weg is uitgesneden uit de bergwanden en de zwarte gerafelde kartels van de bergtoppen hebben een bijna koperachtige kleur die in fel contrast is met het turquoise water aan de andere kant van de weg.
We passeren de grens tussen Frankrijk en Baskenland die wordt gekenmerkt door een shady marktplaats vol mistroostige winkeltjes met sigaretten en sterke drank. Wij scoren een kek koelkastmagneetje en een slof cigarillo’s en knallen door naar de volgende stop: Zarauts.
Baskenland
Zarauts ziet eruit als een foto om je collega’s jaloers mee te maken en ik eet er de lekkerste inktvis met rijst in m’n leven. Hierna stappen we wederom in ons busje en besluiten kamp op de slaan in Mundaka. Mundaka, de langste golf van Baskenland en de krapste parkeerplekjes van Europa. Via de camperpark app vinden we in een nabij gelegen stadje een parkeerterrein waar campers legit mogen overnachten. Na enkele minuten rijden we al het licht deprimerende parkeerterrein van het voetbalstadion van Bermeo op.
Er staan inderdaad een hele stoet aan gigantische campers met bijbehorende kranige bejaarde toeristen, dus wij moeten ons kleine busje op het ‘gewone’ parkeerterrein zetten, naast het lokale kerkhof. Ergens in de stad wordt vuurwerk afgestoken en Valter wil low key undercover blijven door de daktent niet open te zetten. Binnen in het busje wordt het al snel akelig benauwd en niemand kan de slaap echt vatten.
Midden in de nacht worden we dan ook gewekt door een merkwaardig blikkerig geluid. Onze grote stoere waakhond geeft geen kik en kijkt ons om beurt aan. Wie gaat er naar buiten? Hij niet in elk geval, hij heeft nog een heel leven voor zich. Valter schiet als een speer omhoog en springt als een wildeman naar buiten om nog net te kunnen zien hoe een gedaante de donkere nacht in rent.
Tijd om naar Portugal te gaan….
Van kleins af aan was het mijn droom om zwerver te worden. Een stoere Indiana Jones die over de wereld reist, vloeiend Swahili spreekt en geregeld eens een schat opduikt. Dat is niet helemaal gelukt. Zelfs mijn Duits is sehr matig en mijn Marokkaanse kristal bleek van geverfd suiker te zijn gemaakt. Wel probeer ik zo vaak mogelijk onderweg te zijn, zowel in de buurt als ver weg.