Denali beklimmen is veel afdalen
Nog maar een maand en dan is het zover! Expeditie Denali 2018 begint op 12 mei, en dat is al best snel. In de daarop volgende 3 weken zal ik steeds een stukje hoger klimmen, uiteraard met als doel om bovenop de top van de hoogste berg van Noord-Amerika te komen. Maar waar ben ik die 3 weken dan mee bezig? Alleen maar klimmen? Voor een groot deel wel, maar ook veel afdalen.
Het beklimmen van Denali begint in stijl. Een schitterende vlucht van 45 minuten in een klein propellorvliegtuigje brengt ons van de bewoonde wereld naar de wereld van gletsjers en bergen. Eenmaal daar aangekomen is de expeditie officieel begonnen. Al je spullen worden uit het vliegtuig geladen en de rest is aan je team en jouwzelf. ‘Al je spullen’ is wel veel. Zeker op de eerste dag, als je voor 3 weken aan eten bij je heb.
Naar het eerste kamp
De flinke voorraad aan spullen maakt de eerste tocht direct pittig. Alles gaat mee in de rugzak en op je slede. Dit noemen we een zogenaamde ‘Single Carry’. Flink zwaar, maar toch goed te doen. Op de eerste dag loop je via de Kahiltna gletsjer naar het begin van Skihill. Aangekomen bij Skihill zie je voor het eerste het echte klimwerk, maar dat is voor morgen! Je bent namelijk ook aangekomen in het eerste kamp, dus tent opzetten, eten, slapen.. rusten!
Alles gaat mee in de rugzak en op je slede in een zogenaamde ‘Single Carry’.
De volgende dag is Skihill echt aan de beurt, en wordt er een vast ritme ingezet, van klimmen, weer afdalen en natuurlijk weer klimmen. Dit alles met het doel om te acclimatiseren.
Acclimatiseren
Een van de reden dat het beklimmen van een hoge berg de nodige tijd vergt, is dat je lichaam moet wennen aan de hoogte. Hoe hoger je komt, hoe lager de luchtdruk is, waardoor je lichaam moeite krijgt om voldoende zuurstof te vervoeren naar je organen. En zuurstof is net dat goedje dat je nodig hebt om te kunnen leven, en wat een belangrijke brandstof is voor je spieren. Om op hoogte dezelfde hoeveelheid zuurstof naar je spieren te brengen als op zeeniveau, zal je dus meer lucht moeten inademen.
Om op hoogte dezelfde hoeveelheid zuurstof naar je spieren te brengen als op zeeniveau, zal je dus meer lucht moeten inademen.
Gelukkig past je lichaam zich vanzelf aan aan de hoogte door meer rode bloedlichaampjes te gaan maken. Hierdoor kan je bloed meer zuurstof opnemen, en kan je dus blijven presteren, ook als je op een hoge berg zit. Het proces van meer rode bloedlichaampjes maken, begint direct als je op hoogte komt. Dit proces heet acclimatiseren. Een beproefde wijze om snel en goed te acclimatiseren is overdag flink te klimmen (tot 2500 meter hoger) en ’s nachts laag te slapen (ongeveer 300 meter hoger dan je vorige slaapplek). Door overdag hoog te klimmen begint het acclimatisatieprocess. Door lager te slapen krijgt je lichaam de kans om goed te rusten, en dus te herstellen.
Spullen cachen
Van het principe ‘hoog klimmen en laag slapen’ maken we gedurende de expeditie dankbaar gebruik. De single carry van de eerste dag doen we niet meer, omdat dit veel energie kost. Energie die we later op de klim goed kunnen gebruiken! Daarom beginnen we onze spullen te verdelen. De helft van de spulllen gaan in de tas en op de slede, de andere helft blijft in het kamp.
De klim voor vandaag brengt ons tot op ongeveer anderhalf uur voor het volgende kamp. Hier zoeken we een mooi plekje om de meegebrachte spullen te begraven. Met de meegebrachte sneeuwscheppen graven we een kuil van ruim een meter diep, gooien de spullen erin en dekken alles weer toe. Bovenop de kuil komen vlaggetjes zodat we de plek later weer terug kunnen vinden. Dit heet ‘cachen’.
Met alleen de noodzakelijk kleding in onze rugzaken lopen we weer terug naar ons oude kamp, waar we eten, rusten en slapen. Dit sluit precies aan bij het eerder beschreven principe van acclimatiseren!
Slapen in het nieuwe kamp is niet altijd even makkelijk. Vaak slaap je wat lichter, en voel je je kouder.
De volgende dag breken we ons kamp helemaal af en gaan we onderweg naar het volgende hoger gelegen kamp. Aangekomen bij het cache van gister blijven we doorlopen. Het volgende kamp is het doel en niets kan ons afleiden. Eenmaal in het nieuwe kamp moet uiteraard de tent weer worden opgebouwd en het eten worden gekookt. Slapen in het nieuwe kamp is niet altijd even makkelijk. Vaak slaap je wat lichter, en voel je je kouder. Je lichaam moet wennen en dat kost even wat tijd.
Tijdens de derde dag van het ritueel dalen we het stukje af naar ons cache, om het dit keer wel uit te graven en op te halen. De spullen uit het cache halen we ook naar ons kamp, waardoor we alles weer op een plek hebben.
Maar de echte klim begint pas later
Deze opvolging van zetten blijven we volgen van Skihill en de daarop volgende 4 kampen. In ideale omstandigheden kan je Denali dus gemakkelijk binnen 3 weken beklimmen. Maar reken er maar op dat je vertraging gaat oplopen door slecht weer. Juist daar is Denali berucht om! Het kan er heerlijk zijn, maar het kan er ook een week stormen, sneeuwen en ijskoud zijn.
En direct na kamp 4 krijg je het stijlste deel van Denali voor je kiezen, de Headwall.
Als je eenmaal aankomt in kamp 4 op ongeveer 4300m wordt het nog zwaarder. Je bepakking is lichter geworden doordat je het nodige hebt opgegeten. Maar vanaf kamp 4 gaan we verder zonder de slede. Alles in de rugzak dus! En direct na kamp 4 krijg je het steilste deel van Denali voor je kiezen: de Headwall. De Headwall een 300 meter lange klim van meer dan 45 graden steil. Op deze hoogte met een zware rugzak zo steil klimmen is een flinke inspanning. Maar het is wel de laatste hindernis naar het laatste kamp, kamp 5. En vanaf kamp 5 is er nog slechts 1 halte: de top!
Lees hier meer artikelen van Bart Baars
Bart is verzot op actief buiten zijn. Het liefst is hij op afgelegen plekken en op grote hoogte. Dat blijkt ook uit zijn grote droom: de hoogste top van ieder continent beklimmen. Beter bekend als de 7-summits. Daarnaast wandelt hij graag. Alleen of samen met zijn gezin.