Beklimming van de Mont Brulé op de grens van Zwitserland en Italië
De Mont Brulé is een 3585-meter hoge berg op de grens van Zwitserland en Italië. Vanaf de berg ontspringen twee gletsjers: de ‘glacier du Mont Braoulè’ en de ‘Haut Glacier d’Arolla’. De Mont Brulé is, zoals de meeste bergen, vanaf verschillende kanten te beklimmen. Eén van de routes start in Arolla, en dat is de route die wij nemen!
Arolla is een dorp dat zowel in de winter als in de zomer prachtig is om te bezoeken. In de winter kan je er (toer)skiën, langlaufen en sneeuwschoenwandelen en in de zomer kan je klimmen, wandelen, mountainbiken en zelfs vissen (in één van de vele heldere bergmeertjes).
We kamperen in Evolène, een dorpje vijftien kilometer van Arolla vandaan. Vanuit Evolène vertrekken we met de auto naar Arolla om vanaf daar naar de ‘refuge des bouquetins’ te lopen. Dit is een wandeltocht met alpine karakter. De refuge ligt op 2980 meter hoogte, wat betekent dat we bijna 1200 hoogtemeters moeten maken om de hut te bereiken.
De wandeling begint
De wandeling begint aan het einde van het dal d’hérens in Arolla. We lopen eerst een stuk vlak rechtdoor over een brede weg. Daarna begint al snel het stijgen over een smal paadje. Rustig sjokken we omhoog. We zijn vroeg vertrokken, zodat we na aankomst in de hut nog spelletjes kunnen spelen en uit kunnen rusten voor de tocht van morgen.
We zijn vroeg vertrokken, zodat we na aankomst in de hut nog spelletjes kunnen spelen
Nadat we ongeveer 300 meter gestegen zijn hebben we al een prachtig uitzicht over het dal. We lopen een stukje door en dan komen we bij een uitgestrekt maanlandschap. De wandelbordjes (en -paden) zijn verdwenen en we volgen de sporadische steenmannetjes om onze route te vinden. Gelukkig wijst de route zich vanzelf, aangezien we door een rivierbedding lopen met aan weerszijden hoge bergwanden.
De gletsjer
Na een dik uur in het maanlandschap is het tijd voor iets anders: een gletsjer. We trekken onze stijgijzers aan en binden ons in aan het touw. Nog een uurtje en dan zijn we bij de hut!
Eenmaal in de hut beginnen we gelijk met het aankrijgen van de houtkachel. Dat gaat nog niet zo makkelijk. Als de kachel brandt beginnen we ook maar gelijk met koken: een heerlijke (ugh) adventurefood-maaltijd waar je alleen maar kokend water bij hoeft te doen. Met enige tegenzin werken we het maaltje naar binnen.
Na het eten zijn we allemaal toch wel moe en laten we de spelletjes maar in onze rugzak zitten. We nemen de tocht van morgen nog even door en gaan dan vroeg naar bed.
Hoewel midden in de nacht opstaan voor alpine tochten niet vreemd is, mogen we voor deze tocht iets langer blijven liggen: om 4.30 gaat de wekker. We gaan via een graat de top op, en willen liever niet in het donker al aan de graat beginnen. Na een snel ontbijt binden we de stijgijzers onder en vertrekken we uit de hut.
We lopen een stukje op de vlakke gletsjer en mogen dan de col op voor het begin van de graat. Eenmaal op de col splitsen we onze groep op in twee duo’s zodat we ons makkelijker over de graat kunnen voortbewegen.
De graat bestaat uit veel losse stenen en stukken rots met af en toe een klein laagje sneeuw eroverheen waardoor het lastig af te zekeren is. Toch klimmen we door en bereiken we rond het middaguur de top van de Mont Brulé. Nu alleen nog de afdeling!
Afdalen
De afdeling valt echter vies tegen. Waar we hadden gerekend op een ontspannen afdaling over de normaalroute, via de sneeuw en de gletsjer in plaats van over de graat, was die toch wat minder ontspannen dan gedacht. Bij elke stap zakken we tot ons bovenbeen weg in de sneeuw, soms zelfs helemaal tot onze heup!
Na twee uur wegzakken in de sneeuw en een slechte nacht en al een lange graatbeklimming ben ik helemaal op. Pech voor mij, want we moeten ook nog een stuk over de gletscher lopen. Omdat we dat aan touw doen, kan je ook niet je eigen tempo aanhouden, maar moet je mee met de groep.
Opgelucht haal ik adem als het einde van de gletsjer in zicht komt. Eindelijk! Onze steigijzers mogen af, het touw kan opgeruimd en we kunnen even rustig zitten. We eten en drinken wat om ons lichaam van nieuwe energie te voorzien. Als we zijn opgeladen hijsen we onze rugzakken weer op onze rug en beginnen we aan het laatste deel van de tocht: nog drie uur door makkelijk terrein afdalen.
Om een uur of half zes komen we allemaal moe en voldaan terug bij de auto. Voor mij was deze tocht toch net iets te veel van het goede: ik vond de graat spannend door al het loszittende puin en de gehele tocht was voor mij te lang en intensief om er echt van te kunnen genieten. Desalniettemin ben ik blij dat ik ben meegegaan. Ik heb mezelf weer wat beter leren kennen en ik weet weer een stukje beter wat ik wel en niet kan én wil met alpineren.
Ik heb mezelf weer wat beter leren kennen en ik weet weer een stukje beter wat ik wel en niet kan én wil met alpineren
Al voordat ik zelf kon lopen ging ik tijdens vakanties de Zwitserse alpen in. En al zolang ik mij kan herinneren ben ik verliefd op de bergen. Alpineren, rotsklimmen, klettersteigen, hardlopen, wandelen: alles in de bergen vind ik fantastisch! Het liefste ben ik met mijn vrienden van de Amsterdamse Studenten Alpen Club op avontuur.