Wandelen in de wondere wereld van het Coloradoplateau

Tekst & beeld Jonathan Vandevoorde
In mijn leven, vroeger als reisleider, nu als wandelgids en landschapsfotograaf, heb ik al tientallen keren de Southwest doorkruist. Omdat de landschappen van het Coloradoplateau in het zuidwesten van Amerika telkens weer weten te verbazen. En als je wandelt opent zich in de bekende en minder bekende natuurparken een magische wereld van steen geworden tijd. Maar hoe vermijd je de platgetreden paden?
Ik heb de slot canyon eindelijk gevonden. Volgens de gids een relatief makkelijke wandeling, ‘goed aangegeven’, maar amper 200 meter van de parkeerplaats moest ik al mijn kompas tevoorschijn halen om zeker te zijn dat de vage afdrukken die in het diep-oranje zand naar de horizon liepen, wel degelijk ‘het pad’ zijn. Gelukkig wel. Conform de beschrijving liep ik vervolgens langs een uitgedroogde beekbedding en daalde er toen met één enkele haarspeldbocht in af.
Meteen kropen de grillig gekrulde, zachtroze zandsteenwanden naar me toe, totdat ik beide rotswanden kon aanraken: dáárom heet het dus een ‘sleutelgat’ canyon. Nu sta ik weer in de volgende beekbedding, het hoogtepunt van de welluidend genaamde Peek-a-Boo Slot Canyon moet ik nog vinden. Een jong Indisch koppel komt mijn kant op, de enige mensen die ik vandaag überhaupt tegenkom. “Peek-a-Boo? Die begint in die rotsspleet daar.” Hij wijst naar een scheur in de zandstenen oeverwal, enkele tientallen meters van ons vandaan. Verrek! Ik was er bijna aan voorbijgelopen.

Peek-a-Boo is een juweeltje, maar niet voor mensen met claustrofobie. Eerst hijs ik me een meter of twee omhoog over een zandstenen kei – gelukkig geeft het gesteente uitstekende grip – daarna wurm ik mij door het eerste ‘sleutelgat’ maar dan moet ik dan wel eerst mijn rugzak voor afdoen, en die duw ik eerst door de sleuf. Ik ben nou niet bepaald volslank, maar de misschien 3 à 400 meter lengte van de spleet kost mij toch een uurtje om er doorheen te komen. Het is het ene ‘sleutelgat’ na het andere. Mijn kleren zitten onder het zand van al dat geschuur. Ik maak selfies.
Als ik via een omweg nog een uurtje later weer in de brede beekbedding terechtkom, heb ik de zandstenen wereld helemaal voor mezelf. Weg Indiërs. Nog drie kwartier te gaan naar de parkeerplaats, dan nog drie kwartier hotsebotsen over een jeepweg en dan een plekje vinden voor mijn tent. Het mag hier officieel niet, maar who cares? Er is in 20 km in de omtrek geen levende ziel te bekennen. Vannacht zal het elf graden onder nul vriezen.
Andere planeet
Dat komt doordat ik hier, in het zuiden van Utah, dit keer in december onderweg ben, het laagste van het laagseizoen dus. Heerlijk! Ik verken met een 4WD het Grand Staircase Escalante National Monument – ‘GSENM’ for friends – het grootste wildernisgebied in de VS buiten Alaska, en enkele bekendere natuurgebieden eromheen. Het is een wondere wereld van woestijnplateau’s, grillige canyons en verborgen rotsbogen en -pilaren.
Klinkende namen als Arches, Bryce, Grand en Zion Canyon (die ik op deze winterreis allemaal even oversla) en het pastelkleurige Capitol Reef National Park flankeren GSENM, dat het hart van het Coloradoplateau vormt. Deze kun je het best vergelijken met een zandstenen ‘laagjestaart’ zo groot als Duitsland die al miljoenen jaren lang door water, wind en regen wordt uitgevreten. Resultaat: een andere planeet.
En dan wel eentje die veel toeristen de laatste jaren hebben weten te bereiken, in elk geval de grote parken dan. Om een idee te geven: toen ik in de jaren negentig als reisleider in het gebied werkte, hadden in één jaar tijd 2,2 miljoen mensen de Grand Canyon bezocht. In topjaar 2018 waren dat er 6,4 miljoen! Het is hetzelfde verhaal in het schitterende Zion National Park vlak in de buurt (4,7 miljoen) en het sprookjesachtige Bryce Canyon National Park (2, 7 miljoen), met stip het fotogeniekste van allemaal.
Als wandelaar wil je die horden het liefst ontlopen natuurlijk. Dan kun je doen zoals ik, in de winter komen en de minder beroemde state parks of national monuments bezoeken. Maar alle begrip als je op je enige reis naar de VS toch ook wel die grote namen wilt aftikken – je komt hier per slot van rekening niet zo vaak.
Gelukkig stromen al die mensen naar dezelfde, bekendere uitzichtpunten in de parken. Dat betekent dat er voor de naar rust en natuur snakkende wandelaar, die niet vies is van wat voorbereidend speurwerk, genoeg plek overblijft. En wie van wandelen houdt, mijdt hier sowieso de maanden juli, augustus en als het kan ook september want dan is alles drukker, duurder én (niet onbelangrijk) te heet om serieuze wandelingen te maken. Bovendien is het dan zogezegd monsoon season in de Southwest, met ’s middags vaak heftig onweer. Niet fijn als je op pad bent, en niet veilig.
Sprookjesland Bryce
Selfiesticks die het uitzicht belemmeren op het beroemde Amphitheater met zijn grillige rotspilaren, hoodoos genaamd, die als stenen trollen de elementen al millennia lang trotseren: dagelijkse zomerkost in Bryce Canyon National Park, ten zuidwesten van GSENM, als weer eens honderden toeristen door de touringcars worden uitgebraakt op de parkeerplaats van het populaire Sunset Point. De dapperen dalen af in Wall Street en kijken of fotograferen zich daar een nekhernia naar de overhangende oranjeroze rotswanden – terecht trouwens, moet je écht doen (niet de hernia, maar die korte wandeling). Maar, wees eerlijk: beleef je die bijzondere natuur dan wel?
Telkens als ik in Bryce ben (ik ben er nu geloof ik 78 keer geweest) ga ik voor de stilte: vooreerst wil ik de zonsopgang bij Sunrise Point voor geen geld missen. Dan is het altijd koud en helder en ben ik er met slechts een dozijn fotografen getuige van hoe het eerste daglicht de hoodoos wakker streelt: ze lijken wel op te gloeien als albast. Na een ontbijt bij het campingwinkeltje loop ik dan langs de rim eerst vier kilometer noordwaarts (aantal tegenliggers: nul) om dan af te dalen in het ravijn, de bordjes ‘Fairyland Loop Trail’ volgend.
Vier uur en twaalf kilometer later kom ik boven weer bij Sunrise Point uit, na veel ooh’s en aah’s en (elk jaar weer) honderden foto’s op mijn kaartje. Dan is het druk op Sunrise Point, maar heb ik tenminste het beste al gehad. Het is de meest fantastische wandeling die ik ken. Iedere keer voelt hij als een eenzame ontdekkingstocht door een wild woud van stenen orgelpijpen in alle kleuren die er te bedenken zijn. De laatste keer, afgelopen oktober, ben ik op deze trail welgeteld dertien andere wandelaars tegengekomen, een record (ik tel ze elk jaar). Bryce is gewoon een sprookje. Wat prijs ik mijzelf gelukkig dat ik hier elk jaar mag wandelen!
Waterval
Mijn volgende reisdoel is Capitol Reef National Park. Om er te komen moet ik eerst highway 12 bemeesteren, wat betekent dat de spectaculairste roadtrip in het Westen van Amerika in het verschiet ligt. Highway 12, grof weg van Bryce via de Mormoonse nederzettingen Escalante, Boulder en Torrey naar Capitol Reef, klapt met zijn ontelbare bochten als een zweep tegen de westelijke flank van GSENM aan – alles wat ik onderweg aan mijn rechterkant zie, is pure wildernis (daar ergens, verstopt in dat labyrint van canyons, ligt Peek-a-Boo Canyon).
Omdat ik een tent mee heb, neem ik onderweg eindelijk de tijd voor een wandeling die al lang op mijn emmerlijstje staat: Lower Calf Creek Falls. Op de Calf Creek campground heb ik mijn stekkie geclaimd; in de zomer is dit een schaduwrijke oase aan het water waar het evengoed weken achtereen overdag 40 graden heet kan worden. Nu, in december, is het een diepvrieskist. De volgende ochtend, net voor de zon op komt, is het zelfs min veertien graden. Dat stond tenminste op het dashboard aangegeven: ik was namelijk de laatste paar uurtjes in mijn auto gaan slapen, zó koud was het, met de verwarming volle bak en dus de motor aan (sorry, klimaat!).
Na een mok hete instant koffie en een paar bolletjes loop ik langs de beek de canyon in. De klimmende zon warmt mijn handen snel op. De waterval laat zich makkelijk bereiken; er loopt een goed onderhouden pad over een vlakke canyonbodem, dus ook hier kun je in het niet-zo-hete voorjaar en herfst wel wat wandelaars tegenkomen. De rotswanden aan weerszijden zijn indrukwekkend en aan de overkant spot ik op een gladde zandsteenplaat enkele rotstekeningen die pre-Colombiaanse indianen hier een millennium of wat geleden moeten achtergelaten hebben, zoals op duizenden plekken in heel de Southwest is gebeurd.
Mijn adem stokt als ik plots bij Calf Creek Falls sta. Een slanke sluier van water ruist van een overhangende rots naar beneden en stort zich in een ovaalvormig meertje dat ingesloten ligt tussen gladgeslepen, okerkleurige rotswanden. Bovenaan de waterval bengelen enkele ijspegels die de komende maanden ongetwijfeld nog zullen groeien. Na de obligate foto’s loop ik dezelfde route terug en stel bij aankomst vast dat mijn tent ondertussen ontdooid is; de witte rijp is in de droge woestijnlucht helemaal verdampt – hij kan weer opgevouwen en de kofferbak in.
Jonathan Vandevoorde is naast gediplomeerd bergwandelgids voor huttentochten op aanvraag, ook freelance reisjournalist en –fotograaf. Je vindt Jonathan op Instagram (@mild_adventures) en op Facebook
Elk jaar organiseert hij een zelf ontworpen wandelreis en ook een fotoreis naar de Southwest, waar hij vroeger jaren lang gewerkt en gewoond heeft. Dit jaar gaat de 19-daagse wandelreis door van 27 september tot 15 oktober (max.10 deelnemers).
Er worden halve en hele dagtochten gemaakt in de bekendste parken van Colorado, Arizona en Utah. De avontuurlijke fotoreis is bedoeld voor amateurfotografen die landschappen beter willen leren fotograferen en gaat dit jaar van 3 tot en met 17 december.
Alle informatie en prijzen zijn te vinden op www.mildadventures.nl
Burr Trail
Mijn route gaat verder naar Capitol Reef maar ik neem een omweg. Bij de nederzetting Boulder verlaat ik Highway 12 en sla rechtsaf de Burr Trail in, de enige asfaltweg die GSENM in voert. Zo kom ik via de ‘achterpoort’ Capitol Reef in. Waar het asfalt verandert in gravel, weet ik dat ik in het nationaal park terechtgekomen ben. Mijn doel? Strike Valley Overlook, een uitzichtpunt in het park waarvan de naam hoge verwachtingen wekt.
Gewone stervelingen parkeren hun auto op een open plek zand langs de weg (dat heet hier volgens de gidsjes een parking lot) en lopen vier kilometer het droge beekbed in alvorens een korte klim aan te vatten naar een soort bergpasje. Ik waag het avontuur met mijn 4WD en leg die eerste kilometers lekker zittend af. Ik moet echter al mijn Dakar-skills aanspreken om de tweede parking lot zonder schade te bereiken waar de uiteindelijke trail omhoog begint.
De klim stelt technisch niks voor maar een duidelijk loopspoor is er niet; midden in een labyrint van enorme zandstenen platen ga ik puur op de contouren van het terrein af maar wil straks de auto wel kunnen terugvinden. Hans en Grietje indachtig krab ik daarom op gezette afstanden met een houten tak pijlen in het zand.
Ik bereik de rand van het plateau. Met open mond staar ik naar een langgerekte vallei onder mij. Als de versteende ruggengraat van een imaginair, kilometers lang dinoskelet splijt een opeenvolging van schuin uitstekende rotsplaten de dorre aardkorst in een sierlijke slinger in tweeën: de Waterpocket Fold, de belangrijkste geologische formatie in het gebied. Een uur later daal ik met de auto via een steile pasweg van zand naar de bodem van diezelfde vallei af. Strike Valley maakt zijn naam helemaal waar.
Gemorste verfpot
Capitol Reef moet met ‘slechts’1,2 miljoen bezoekers per jaar het meest ondergewaardeerde park op het Coloradoplateau zijn). Ik zeg: houden zo, want het park lijkt wel gemaakt voor wandelaars. Er zijn tal van uitgezette wandelingen met een duur variërend van een uur tot een hele dag waarvan ik de meeste in de afgelopen jaren wel heb verkend. Mijn favoriet? Cassidy Arch, een rotsboog waar je bovenop mag staan. Maar ook voor de minder sportieve toerist is het smullen. De scenic drive in het park is een opeenvolging van gekleurde formaties.
God heeft hier tijdens de Schepping zijn verfpotten over de rotsen gemorst. Ik zie formaties in het beige, geel, oker, roze, purper, oranje tot donkerrood en stop geregeld voor een foto. Het contrast met de bleke basten van de kale wilgen langs de Fremont River maakt het des te fotogenieker allemaal. De route verlaat het park door de onwaarschijnlijk ruige badlands van Caineville en Hanksville. Daarna doorkruist het asfalt, kaarsrecht als een liniaal, een dorre woestijn tot aan de interstate (tip: bezoek onderweg Goblin Valley State Park en ga een paar uur struinen tussen de druipstenen marsmannetjes). Amper twee uur nadat ik Capitol Reef verlaten heb ben ik alweer bij mijn laatste bestemming.
Buitenaards Arches
Arches National Park rij ik al bij het krieken van de dag in, om dezelfde reden als ik in Bryce al vroeg bij de rand stond: een ontwijkstrategie. Arches kreunt onder de druk van zijn populariteit; zelfs half oktober is het hier nog hoogseizoen. Toeristen komen voor de indrukwekkende rotsbogen die over het compacte park (en trouwens ook daarbuiten) verspreid liggen en voor de aangename vibe die heerst in het aanpalende toeristenstadje Moab.
Arches blijft desondanks een van mijn favoriete plekken in de wereld; wat Moeder Natuur hier aangericht heeft tart de menselijke verbeelding. Eerst zorg ik ervoor dat ik de zon zie opkomen bij de beroemde Balanced Rock; 99 procent van de toeristen liggen in Moab dan nog op één oor te slapen. Dan ga ik te voet de Windows Section verkennen, waar je vrij mag rondlopen tussen de mooiste formaties die het park te bieden heeft. Maar ik zorg ervoor dat ik daar uiterlijk half elf weg ben. Een must voor elke avontuurlijke wandelaar is namelijk de Primitive Loop Trail vanaf de Devils Garden parkeerplaats, nog klein halfuur rijden verderop.
‘Devils Garden’: weer zo’n accuraat gekozen naam. Honderden immense, roestkleurige zandsteenplaten steken tientallen meters hoog boven het woestijnplateau uit. 11 kilometer lang laveer je door dit onwaarschijnlijke labyrint van links naar rechts en op en neer, door droge beekbeddingen, dicht struikgewas en langs verborgen rotsbogen waarvan sommige zelfs geen naam hebben. Meerdere keren moet ik kort klauteren over slickrock, zoals de zandsteen hier genoemd wordt, om op de volgende rots plaat te komen, en dan de volgende, en de volgende. Top of de bill is Double O Arch, een van de mooiste bogen die ik ooit gezien heb, vooral als je hem vanaf het kleine, ietwat verhoogde kansel tegen de rots aan de achterkant ervan bewondert, wat maar weinigen weten.
De terugweg naar de parkeerplaats is makkelijker maar niet minder indrukwekkend: op de rug van de hoogste rotsplaat lopend ligt heel Arches aan mijn voeten. Het voelt alsof ik heel de omgeving, heel het Coloradoplateau overzie. Wat een onwaarschijnlijk bizar landschap is dit, en toch zo ‘wandelbaar’. Gelukkig dat nog niet iedereen dat weet.
Wandelen in de Southwest
Het woestijnklimaat in Arizona, Utah en het westen van Colorado kan meedogenloos hard zijn, vooral in de zomer. Is wandelen je passie, kom dan in het vroege voorjaar of late najaar: maart-april of oktober-november kan prima. Dan vermijd je de hitte (en ’s zomers de onweders) en de vele toeristen die vooral de bekendere plekken overdag bezoeken.
Een andere strategie is om ofwel ’s ochtends erg vroeg of aan het eind van de dag op pad te gaan. Zorg er in dit laatste geval zeker voor dat je voor het donker terug bent, want er zijn weinig oriëntatiepunten in het landschap en het wordt er stikdonker. En neem, naast snacks, altijd meer water mee dan je denkt nodig te hebben want door de droge lucht zweet je minder: je zweet verdampt meteen, dus ligt uitdroging altijd op de loer.
Ik ben freelance reisjournalist en -fotograaf, bergwandelgids, oprichter en hoofdredacteur van het buitensportblad Bergen Magazine en hoofdredacteur van Wandelmagazine. Sinds 2023 deel ik zo nu en dan mijn verhalen op Mountainreporters.